Discussie over registratievereiste meldcode

De Tweede kamer besprak op 9 februari 2016 de voorstellen van staatssecretaris van Rijn om de aanpak van kindermishandeling te verbeteren. Vooral het voornemen om een registratievereiste toe te voegen aan stap 5 van de Wet meldcode leidt tot discussie in het werkveld. Al bij de aankondiging van deze maatregel in januari volgde kritiek van o.a. de artsencoalitie kindermishandeling (waaronder KNMG). In dit artikel de achtergronden van dit debat en de noodzaak van training en bijscholing om de meldcode effectief te maken.

Discussie over registratievereiste meldcode

Sinds 1 juli 2013 is de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling van kracht. De meldcode is een beslismodel waarmee men op basis van 5 stappen kijkt of hulp gewenst is en of er een melding gedaan moet worden bij Veilig Thuis. De kern van deze wet is dat professionals vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling zo vroeg mogelijk met de betrokkenen bespreken en samen met hen kijken wat nodig is om de veiligheid te vergroten.

Handelen met betrekking tot de meldcode

Alle vijf de stappen van de meldcode vergen van de professional handelingsbekwaamheid: het is immers ingewikkelde problematiek.

De professional moet in staat zijn om te signaleren (stap 1) en te kunnen overleggen met collega’s over de aard en ernst van de signalen (stap 2). Vervolgens moet men in staat zijn om (indien mogelijk) een gesprek aan te gaan met de betrokkenen over de zorgen over de veiligheid (stap 3). Dan moet alle informatie worden gewogen, eventueel met hulp van Veilig Thuis (stap 4). Tenslotte beslist de professional of er iets moet gebeuren (stap 5) en zo ja, of hij/zij zelf hulp gaat organiseren  of dit via een melding aan Veilig Thuis overlaat.

Als overleg met de betrokkenen in stap 3 niet mogelijk is omdat het bijvoorbeeld te onveilig is, dan is een melding bij Veilig Thuis sowieso noodzakelijk. Veilig Thuis doet bij een melding zelf onderzoek en schakelt zo nodig deskundige hulp in. De meldcode verplicht zo tot handelen op basis van een vermoeden van geweld in afhankelijkheidsrelaties. De inspectie ziet toe op naleving van de wet.

 

Achtergrond discussie: zien we wel alle kinderen die in een onveilig situatie zitten?

Verschillende partijen hebben hun zorg geuit dat mishandelde kinderen niet of te laat in het vizier komen. Dit kan gebeuren als signalen van verschillende professionals niet worden gekoppeld of als professionals niet melden vanwege bijvoorbeeld een beroep op de vertrouwensrelatie.  Deze zorgen hebben geleid tot adviezen van o.a. de Taskforce Kindermishandeling en seksueel misbruik en Tweede kamerlid Van der Burg (VVD). Zij benadrukken de noodzaak om meer kinderen op de radar te krijgen door signalen altijd te registeren en te koppelen. Ook wil men dat er beter gekeken wordt of de ingezette hulp effectief is.

De vicevoorzitter van de Taskforce Jan-Dirk Sprokkedreef zei hier over: 'Zo’n verplichte registratie heeft meerdere voordelen. Het zorgt ervoor dat de gegevens van een kind - waar verschillende professionals, buren of andere betrokkenen zich zorgen over maken - aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Door de registratie van alle zorgen op één punt komt alle informatie over dat kind bij elkaar. Zo kan eerder worden ingegrepen en effectiever hulp worden geboden.' Ook Brigitte van der Burg, Tweede Kamerlid voor de VVD onderschrijft dit: 'Nu is het simpelweg niet bekend bij professionals of er al andere signalen over een kind bestaan. Hoe kunnen we kinderen beschermen als we onvoldoende weten wat er speelt in een gezin of wie er nog meer hulp verleent?'

Verbeterplannen van de staatssecretaris

In de voortgangsrapportage voor de Tweede kamer van 12 januari 2016 schetst de staatssecretaris een groot aantal maatregelen ter verbetering van de aanpak van kindermishandeling: meer opleiding en training in gespreksvaardigheden, implementatie van de kindcheck, betere informatie-uitwisseling, verbeteringen bij Veilig Thuis en de wet meldcode wordt minder vrijblijvend gemaakt met een registratievereiste. Dat betekent dat professionals die zelf een hulptraject starten bij vermoedens van kindermishandeling bij Veilig Thuis, moeten laten registreren dat die hulp wordt gegeven (in stap 5). Als dan bijvoorbeeld blijkt dat er al eerder zorgen waren over dat kind, komt er extra actie.

Reactie van het werkveld

Er volgt discussie en zorg over de interpretatie van dit voorstel. Een groot deel van het veld (o.a. de artsencoalitie en GGZ) ervaart registratievereiste als een verkapte meldplicht. Het debat over een meldplicht of een meldrecht woedt al sinds de voorbereiding van de Wet Meldcode. Er is destijds op goede gronden gekozen voor een meldrecht en een helder stappenplan. Onder andere omdat onderzoek in het buitenland aantoont dat een meldplicht niet beter werkt: het kan drempels opwerpen om hulp te zoeken. De artsencoalitie is tegen het voorgestelde registratievereiste en verwacht een averechts effect. De drempel om hulp te zoeken wordt voor betrokkenen hoger, is hun argument.

 

'De brede definitie van kindermishandeling die wij in Nederland hanteren kan bij invoering van de registratieplicht er toe leiden dat zorgelijke opvoedsituaties in grote aantallen aan Veilig Thuis worden voorgelegd en geregistreerd. Dit achten we onwenselijk en brengt juist aanpak van ernstige gevallen in gevaar. Veilig Thuis moet er echt zijn voor de ernstige gevallen waar de laagdrempelige hulp niet doordringt en waar een breekijzer nodig is.' (bron: nieuwsbericht KNMG).

 

Benoem risicosituaties

Lydia Janssen, juridisch adviseur in (jeugd)zorg en welzijn en secretaris van de werkgroep die destijds de landelijke meldcode ontwikkelde, stelt voor te onderzoeken of het mogelijk is bij stap vijf criteria te benoemen wanneer het nodig is te melden, zodat het registratievereiste alleen voor ernstige situaties gaat gelden. Dit sluit aan op het voorstel dat Augeo begin februari aan de staatssecretaris heeft gestuurd. Zij zijn tegen een algemene registratieplicht, maar pleiten wel voor het expliciteren van ‘hoog-risico situaties’ in de verschillende sectoren waarbij registratie vereist wordt. Ook benadrukken ze het belang van het versterken van de radar- en adviesfunctie van Veilig Thuis, en het verbeteren van de implementatie van de meldcode in sectoren die nu achterblijven, zoals het onderwijs.

In een kamerbrief van 8 februari 2016 geeft de staatssecretaris aan dat ‘een gedragen, herkenbare en werkbare uitwerking van de maatregelen nodig is om verbeteringen daadwerkelijk te realiseren’. Hij ziet daar meerdere mogelijkheden voor en zal daar Augeo en andere stakeholders bij betrekken. Verder schrijft de staatssecretaris dat de VNG (met steun van VenJ en VWS) een programma gaat inrichten voor de verbetering en versterking van de Veilig Thuis organisaties. Ook in dat kader zal de inhoudelijke aanscherping van stap 5 van de meldcode verder invulling krijgen. In het AO van 9 februari gaf staatssecretaris Van Rijn gaf aan dat hij niet denkt aan een algeheel registratievereiste. Hij noemde ‘high risk situaties’, ‘evidence based’ en refereerde daarbij aan de publicatie van Augeo.

Deskundigheid en handelingsbekwaamheid

Volgens Ina van Beek, senior adviseur huiselijk geweld staat en valt het succes van de (aanscherping van de) meldcode bij de handelingsbekwaamheid van de professionals. 'Het probleem zit niet alleen in stap 5 van de meldcode. Het vraagt dat alle professionals die onder de wet vallen, signaalgevoelig en deskundig genoeg zijn om de stappen naar behoren uit te voeren. Zij moeten hierbij ondersteund worden door deskundigheidsbevordering, door een aandachtsfunctionaris meldcode en door een goed werkend Veilig Thuis.' Zie de brief van Registerplein en de Landelijke Vakgroep Aandachtsfunctionarissen Kindermishandeling.

 

Bron [MOVISIE]